In loving memory of Patrick Pahladsingh 25-10-1962 * 06-09-2013 "The past will always be present in the future" Sinds ik in de functie van teammanager ben gestapt, krijg ik regelmatig een kijkje in de keuken bij mensen thuis. Figuurlijk dan. Want het is maar zelden dat ik echt bij mijn collega's over de vloer kom. Wel hoor ik regelmatig de verhalen. Prachtige verhalen over partners, kinderen, hobby's en vakanties. Maar ook over de ellende die sommigen meemaken. En dan hoor ik denk ik vaak nog nog maar het topje van de ijsberg...
Fysieke en psychische klachten, bij partners, kinderen of ouders zorgen voor een hoge druk op deze collega's. Financiële ellende, middelengebruik, ernstige ziekte, verlies van dierbaren, trauma, huiselijk geweld. Alles komt in mijn kantoor voorbij. Ik zou een ijskonijn zijn als ik dat zomaar van me af kon laten glijden. Soms ben ik ook geraakt door de verhalen. Het is dan ook zoeken naar de warme zakelijkheid. Wat heeft de collega nodig? Wat kan er vanuit de organisatie? Hoe breng ik de verschillende belangen bij elkaar en waar liggen de prioriteiten? Communicatie en tact is key. En ook een fijngevoelige afstemming met degene tegenover je. Wat kan en wil iemand wel en niet horen? Ik heb me in mijn loopbaan werkelijk verbaasd over de botheid en onhandigheid die ik zelf van sommige van mijn managers terug kreeg. Mijn persoonlijke ervaringen helpen mij om het anders te doen. In de opleiding tot ervaringsdeskundige leer je onder andere om op een professionele manier jouw eigen levenservaring in te zetten en zelfonthulling is daar een onderdeel van. En dat is dus niet; "joh, meid, dat heb ik ook meegemaakt, ik weet precies wat je voelt", om het vervolgens een half uur over je eigen ervaringen door te zagen. Het gaat immers níet over jou. Zelfonthulling gaat over erkenning en herkenning. Je laten kennen en de kracht van kwetsbaarheid. Over hoop en kracht geven. Door een voorbeeld te zijn, in afstemming met de ander en altijd met de ander in het vizier. Het brengt meer gelijkwaardigheid, congruentie en authenticiteit. Een basis waarop je collega ongetwijfeld loyaler is, zich gehoord en gezien voelt. Dit draagt enorm bij aan loyaliteit en het gehele proces van re-integratie. Ik weet het in theorie prima, maar kwetsbaar zijn en zelfonthulling geven ook een spanningsveld in de functie van manager. In elk geval bij mij. Altijd toch die twijfelende stemmetjes in mijn achterhoofd. Ik wil immers niet teveel de aandacht op mezelf vestigen, geen dramaqueen zijn, het goede voorbeeld geven, niet zwak zijn, laten zien dat ik het werk aan kan, niet zeuren... En toch heb ik de afgelopen week gedeeld. Gedeeld dat het vandaag 10 jaar geleden is dat mijn man Patrick is overleden. Dat ik het moeilijk heb deze keer, met deze datum. Die al jaren nog maar een kleine rol speelde in mijn zorgvuldig opnieuw opgebouwde leven, maar nu ineens weer om aandacht schreeuwt in mijn hoofd. Er zijn nog zoveel onbeantwoorde vragen, zoveel puzzelstukjes die nooit gelegd gaan worden. Soms was het zelfonthulling, soms een excuus voor mijn kortere lontje of gewoon het eerlijke antwoord op de vraag hoe het met me is en wat me bezig houdt. Vandaag geen werk. Ik neem de ruimte om stil te staan. Te voelen wat gevoeld wil worden. Te luisteren naar de muziek van toen. Om opnieuw te rouwen. Om ruimte te geven aan het trauma dat nooit helemaal zal verdwijnen. Om daarna met een gerust hart weer aan het werk te kunnen gaan en mijn ervaringen met me mee te nemen. De kwetsbaarheid in te zetten als kracht. Een manager is immers ook maar een mens...
6 Comments
10.38 uur. Een drukke ochtend vol met afspraken en overleggen. Een overstromende mailbox. En nog wat administratieve klussen die om mijn aandacht vragen.
Nu eerst de prioriteiten voor de rest van de dag op een rijtje zetten. Ik open mijn mailbox en zie een mail van onze receptie; 10.45 uitgeleide Dhr Feenstra. Ik handel af waar ik mee bezig ben en leg mijn werk dan neer. In mijn tijd als sociaal agoog was ik betrokken bij deze meneer. Hij kon zich tijdens de ochtendzorg erg onveilig en bedreigd voelen en dan behoorlijk van zich af slaan, knijpen en krabben. Het zorgteam werd er soms moedeloos van. Met blauwe plekken en ontvellingen op hun armen werd er dan maar weer een MIC en MIM formulier ingevuld. Samen hebben we gezocht naar manieren om meneer Feenstra te kunnen verzorgen, waarbij wel de hoognodige basiszorg geleverd werd, maar met zo min mogelijk stress voor zowel hem als het zorgteam. Dit betekende een periode van veel observeren, samen doen, uitleggen aan het team. Bijvoorbeeld; "Nee, hij krijgt geen krabwanten, (wanten om zijn handen om anderen te beschermen) want dit is een dwangmaatregel en haalt zijn angst niet weg". We moesten juist wat doen aan zijn gevoel van onveiligheid. Maar ook uitleggen aan familie; "Nee, u man wordt niet geschoren. En dit doen we niet omdat wij niet willen of kunnen, maar omdat hij dit niet wil. Hoe dit er uit ziet is van ondergeschikt belang". Een intensief traject. Al was er verbetering zichtbaar, het bleef moeilijk. Nu is Dhr. Feenstra overleden. 10.42 uur. Ik loop naar onze centrale hal. Zie daar netjes op een rij de aanwezige teamleden staan. De dokter. De praktijkverpleegkundige. De psycholoog en agoog. Ik sluit aan. Stil. Respectvol. En wacht. De liftdeuren gaan open. De uitvaartondernemer duwt de kist op wieltjes naar het midden van de gang. Door de erehaag van collega's. Mw. Feenstra, dochter en kleindochter volgen. Beiden spreken een woord van dank uit voor de goede zorgen. Bemoedigende knikjes komen hun kant op. Ze gaan hun partner, vader en opa naar zijn laatste rustplaats brengen. De rouwauto staat voor de deur van De Stichtse Hof. De uitvaartondernemer helpt de kist met zijn collega in de auto en de familie komt er achteraan. Volgens protocol neemt één van hen plaats op de bestuurdersstoel. De ander loopt voor de wagen uit en stapvoets gaan ze het terrein af. De erehaag vanuit de centrale hal heeft zich verplaatst naar de voordeur. Een rij collega's wacht geduldig, rustig en respectvol af tot rouwauto en de familie Feenstra uit beeld zijn. Dan keer een ieder zich om en gaat weer aan het werk. Een uitgeleide. Soms wel 3 keer per week, maar het went nooit. Het is nooit routine. Een einde van een leven. Een intens verdriet en tegelijk bevrijding van de ziekte die hun man, vader en opa al langere tijd van hen afnam. Altijd opnieuw met het volle respect voor de bewoner en hen die afscheid nemen. Ik ben trots op dit ritueel, dat ook overgedragen wordt van oudere op jonge en nieuwe collega's. Het maakt niet uit of de zorg moeilijk en zwaar is geweest. Dit respect, dit laatste stukje eer, krijgen zoveel mogelijk bewoners en familieleden die De Stichtse Hof verlaten. Maar het is zoveel meer dan alleen de laatste eer bewijzen. Het is een vorm van afsluiten en afscheid nemen. Voor ons allemaal. * MIC = melding incident cliënt/MIM = melding incident medewerker. Via dit systeem van melden wordt in de gaten gehouden welke incidenten er plaats vinden die bijvoorbeeld te maken hebben met geweld. Zo wordt eventuele toename gemonitord. * Bron Foto: Rouwvervoer Nijboer Uitvaartzorg Hersenschudding
Ik kijk naar de witte auto, waarin de bestuurder rustig afremt. Ik heb voorrang, dus fiets door. Net als ik voor haar langs rij, trekt ze op en geeft ze ineens gas. Voor ik het me kan beseffen lig ik met een smak op het asfalt. Mijn fiets ligt over mee heen. Mijn heup en vooral mijn hoofd doen ontzettend pijn, maar ik ben nog bij bewustzijn. Omstanders halen mijn fiets van me af. Helpen me overeind. De dame komt uit de auto en belt in paniek 112. “Ik had je echt niet gezien!” Ze tettert om me heen met vragen. “Komt er bloed uit je oren?” “Ben je bewusteloos geweest?”. Ik ben in de war en versuft. Maar nergens bloed, alleen blauwe plekken. En hoofdpijn. “Geef me zelf de meldkamer maar even” zeg ik tegen haar. Ik weet de persoon aan de andere kant van de lijn uit te leggen dat een ambulance me echt wat overdreven lijkt. Ik kan zelf staan en lopen. De ambu wordt gecanceld, maar er komt wel een motoragent. Hij stelt me wat vragen. “Wat voor dag is het vandaag?” Ik heb geen idee… “ma, nee dinsdag!” Toch? “Wie is onze koning?” Ha, strikvraag! Denk ik. “We hebben geen koning, maar een koningin” zeg ik vol overtuiging. Ik zie aan zijn blik direct dat dat niet het goede antwoord is. Ik doe alsof ik een grapje maak, natuurlijk hebben we een koning! Maar op het moment dat we de schadeformulieren gaan invullen wordt pas echt duidelijk dat mijn hoofd het niet meer doet. Met moeite hakkel ik mijn NAW-gegevens, maar de rest van het formulier is abracadabra voor mij. Ik kan de zinnen lezen, maar snap niet wat er staat. Laat staan dat ik weet wat ik in moet vullen. ’s Middags toch maar even naar de huisarts. Diagnose; een fikse hersenschudding. Zeker 2 weken rust en daarna verder kijken. Maar het blijft niet bij die 2 weken. Bijna 6 maanden kostte het, om weer op mijn oude niveau te kunnen functioneren. Confrontatie met afhankelijkheid Ik kon niet meer zelf autorijden, mijn dag plannen, mijn huishouden draaiende houden, voor onze zoon zorgen. Continu liep ik tegen mijn grenzen aan. Want; Dit kon ik toch gewoon? Waarom lukt het me nu ineens niet meer? Wat een confrontatie met jezelf, een haperend brein! Het werd allemaal opgelost. Er kwam een schoonmaakster, wat extra kinderopvang en mijn partner zorgde met liefde voor mij. Lieve vrienden en familie reden me naar afspraken en ook van mijn collega's alle begrip. Wat was het fijn om zoveel steun te ontvangen en te kunnen bouwen op mijn zekerheden. Mijn thuis, mijn veilige plek, met de mensen van wie ik hou. Wat heb ik het afgelopen half jaar vaak gedacht aan al die mensen met wie ik werk en gewerkt heb. Hoe zij ooit “gewoon” vol in het leven stonden. Jong en oud. Die ook ineens tegen haperingen en grenzen aanliepen. Die een dementie diagnose kregen en bij wie het alleen maar achteruit ging. Die nooit meer de hoop of het uitzicht hadden op genezing. Steeds afhankelijker werden. Ik voel nu nog het verdriet en de angst die het bij mij opriepen. Je zelfstandigheid en autonomie inleveren en loslaten wat er om je heen gebeurt. Omdat je er geen invloed meer op hebt, omdat je alle grip kwijt bent en gewoon niet anders kunt. Stel je toch eens voor... ...dat je in zo'n situatie, waarin je jezelf al helemaal verliest, ook nog eens je vertrouwde huis, je eigen bed, en soms ook je geliefde partner moet verlaten...om in een verpleeghuis te gaan wonen. Hartverscheurend, als je je nog beseft dat dit je eindstation is. Het laatste stukje van je leven. En hoe mooi en "thuis” we het met elkaar ook proberen te maken, hoe lief iedereen ook voor je is, eerst is er rouw. En verlies. En die hebben beiden vele gezichten. Laten we daar met elkaar eens wat vaker stil bij staan. Voor ons is de snelle doorloop heel gewoon. Soms komt er elke week wel een nieuwe bewoner op een afdeling wonen. Het is als voor de chirurg die elke dag op de OK staat en al duizenden mensen geopereerd heeft. Voor hem is het doodnormaal. Gewoon zijn werk. Maar voor degene die het overkomt is het ingrijpend. Levens veranderend. En doodeng om alle controle en al het bekende uit handen te moeten geven. Wat ben ik de bestuurder van de auto dankbaar, voor deze mooie inzichten en alles wat ik over mezelf heb geleerd in het afgelopen half jaar. Dicht bij mezelf blijven, grenzen voelen en er naar handelen. Dat is een cadeau dat ik de rest van mijn leven mee neem. En waar ik -hoop ik- nog lang genoeg mee mag oefenen, mocht ik ooit naar een verpleeghuis moeten verhuizen. Mw. Gerards
Als ik de afdeling op loop, zie ik haar al halverwege de lange gang staan bij de zusterpost. Mevrouw Gerards. Met haar 1.56m en 86 jaar een klein tenger vrouwtje met spierwit haar. De gele lok aan de voorkant verraadt dat ze stevig rookt. Ik sta verbaasd van de hoeveelheid geluid die ze produceert. Met haar rollator duwt ze tegen de half openstaande deur en ik hoor haar gillen. “Geef me mijn sigaretten, ze zijn van mij! Ik heb ze zelf gekocht!”. Ik observeer snel de situatie. Vier zusters in de zusterpost die niet reageren. De eerste twee hebben hun dienst er bijna op zitten en moeten nu echt hun werkzaamheden afronden. De andere 2 zitten klaar voor de avonddienst en ze bespreken de overdracht. Hetty heeft me net gebeld of ik alsjeblieft wil komen. Niets van wat het team vandaag heeft geprobeerd lijkt te helpen om Mw. Gerards weer rustig te krijgen. “Wat moet je van me?” “Dag Tonnie”, begroet ik haar neutraal. “Wat is er aan de hand?” Terwijl ik haar aandacht trek, zwiep ik de deur van de zusterpost dicht. Het lijkt me handig dat niemand zich even met deze interventie bemoeit. Meteen krijg ik de volle lading boosheid over me heen. “Wat moet jij van me?” snauwt ze. Om vervolgens verder te razen zonder mijn antwoord af te wachten. “Ik krijg maar 4 sigaretten. Terwijl ik voor een heel pakje heb betaald! Mijn aansteker is gejat en nu zeggen ze ook nog dat ik hier moet blijven slapen!” Het woord ‘slapen’ komt er vol walging uit. “Ik blijf hier niet hoor je! Voor geen goud! En nú wil ik mijn sigaretten terug!” Ik zou kunnen proberen mevrouw aan te spreken op redelijkheid, maar ze is niet voor rede vatbaar. De afspraak is dat Tonnie zo vaak als ze wil 4 sigaretten per keer krijgt, omdat ze anders binnen 2 uur een heel pakje opgerookt heeft. Ze steekt letterlijk de ene met de andere aan. En een aansteker in eigen beheer is gewoon echt niet veilig. Dus geeft het team haar een vuurtje. Maar het heeft nu geen zin om dat uit te leggen, ze zal het niet willen horen en ook niet begrijpen. Stel je voor zeg, ze is immers niet gek! Ze is geen klein kind, verdorie! Spiegelen Ik kies dus een andere tactiek. Ik besluit haar te spiegelen. “Wat zeg je me nou? Is het weer zo ver? Wat een rotmeiden!” Ik hou mijn gezicht in de plooi. Dit kan je alleen doen als je bloedserieus bent. Een glimpje ironie in je gezicht en ze heeft je meteen door. Dan bereik je precies het tegenovergestelde en voelt mevrouw zich voor schut gezet in plaats van gehoord. Ik heb nog niet helemaal haar aandacht, dus ga ik verder. “Wat een schande dat ze je sigaretten niet willen geven. Als ik jou was zou ik hier ook zeker niet blijven slapen. Belachelijk! En dan hebben ze ook je aansteker nog gejat zeg je?” Tonnie kijkt me even inschattend aan. Ik zie de boosheid wegebben. Eindelijk, een medestander! “Ja, nu kan ik niet eens roken!” zegt ze. “Idioot gedoe”, bries ik uiterst verontwaardigd terug. “Ik ga nú een aansteker voor je halen en dan gaan wij samen roken. En ik ga regelen dat je hier niet hoeft te slapen vannacht! Zijn ze nou helemaal gek geworden?! Ik kom je helpen.” Ik loop de zusterpost binnen, deel een paar knipogen uit en krijg zonder woorden en met enkele verbaasde blikken een aansteker. Ik neem Tonnie mee naar het terras en geef haar een vuurtje. Als ze zit, komt er eerst een diepe zucht. Daarna vullen haar ogen zich met tranen. Ik pak haar vrije hand en ga dicht bij haar zitten. Ze trekt driftig aan haar sigaret. Ik blijf even helemaal stil en hou haar vast. “Ik mis mijn moeder zo...” En dan begint ze te vertellen. En onophoudelijk te huilen. Over dat haar moeder is overleden. Dat ze zo gek was op haar moeder en dat haar moeder altijd zo lief voor haar was. Een huis vol kinderen en toch was er altijd aandacht voor ieder kind. Dat iedereen haar Tonnie noemt, maar dat ze eigenlijk Victoria heet. Dat haar moeder haar altijd zo noemde. “Victoria, dat is een prachtige naam! Ik kan zien dat je je moeder erg mist Victoria”, zeg ik zachtjes. Nog meer tranen. Ze duikt bijna in mijn armen, maar bedenkt dan dat ze haar sigaret nog in haar handen heeft. Ze vertelt over hoe ze altijd Daar bij die molen zongen, tijdens de afwas. Samen zingen we het liedje. Weer tranen. Blijf je eten? Zeker 45 minuten zitten we buiten in het zonnetje. Ik luister, vraag door, bevestig en erken haar gevoel. Ze mist de veiligheid en geborgenheid van thuis. Van vroeger, toen ze klein was. Ze heeft veel meegemaakt in haar leven. Altijd ondernemer geweest in een harde mannenwereld. Deze kleine dame heeft altijd heel hard moeten schreeuwen om gehoord te worden. Om zich staande te houden. Ze gaat zo op in haar verhalen, dat ze helemaal vergeet te roken. En met nog twee sigaretten in haar bakje vraag ik haar uiteindelijk; “Lieve Victoria, je hebt je hele leven zo hard gewerkt. Je hebt zoveel voor anderen gedaan. Nu is het tijd dat wij voor jou zorgen. Wil je bij mij blijven eten vanavond?” Grote ogen kijken me aan. “Mag dat?” vraagt ze verbaast. “Natuurlijk mag dat! En weet je wat, ik heb ook een bed voor je. Dan blijf je hier ook maar lekker slapen!” “Oh wat lief!” roept ze uit. “Maar de kinderen…” Vragend kijkt ze me aan. “Ik heb het allemaal geregeld” stel ik haar gerust. “Ze weten dat je bij mij bent. Laat je maar eens lekker verwennen. Dat heb je wel verdiend.” Ik krijg een stralende glimlach. Neem haar mee naar binnen en schenk een kopje thee in. “Waar heb ik jou aan verdiend?” vraagt ze. “Dat is gewoon mijn werk”, zeg ik, naar waarheid. Dan volgt toch nog die dikke knuffel en een spontane zoen op mijn wang. Ik laat haar even contact maken met woonondersteuner Katja, die het eten zal verzorgen en zeg dan dat ik nog even wat werk moet gaan doen. Erkenning Vaak zijn we geneigd om mensen aan te spreken op redelijkheid. Om uit te leggen dat we iets doen met een goede bedoeling. Maar hiermee doen we een beroep op het denkende brein en juist dit is bij mensen met dementie, zoals mevrouw Gerards, beschadigd. Zij reageert vanuit het emotionele brein en heeft erkenning nodig voor haar gevoel en voor de emotie in het moment. Je sluit dan aan bij het emotionele brein. Wanneer Mw. Gerards zich gehoord en begrepen voelt, ontstaat er weer ontspanning en vanuit ontspanning kan ze ineens verrassend helder reageren. “Ga maar hoor lieverd, ik zit hier goed, er wordt voor me gezorgd”. Katja antwoord bevestigend op Mw. Gerards. Ik zeg haar dat ik er morgen weer ben en vertrek dan. Aan het einde van mijn dag bel ik nog even naar de woning. “Hoe gaat het nu?” “Tonnie is nog steeds rustig en ontspannen en heeft goed gegeten”, klinkt het enigszins verbaasd aan de andere kant van de lijn. “Fijn!” zeg ik tegen Katja. Ik wens haar nog een fijne dienst en sluit mijn computer af. Op naar huis! Vaccinatiedag
Er klinkt opgetogen geroezemoes in de gang voor ons agogen-kantoor. Iets dat ik lang niet heb gehoord. Het is 7:00 uur, ik begin normaal meestal niet zo vroeg met werken. Maar vandaag is een bijzondere dag, we gaan vaccineren! Eén voor één halen de verzorgenden hun –met heel veel zorg door artsen en verpleegkundigen opgetrokken- vaccinaties op voor hun eigen afdelingen. Er is voor gekozen om de vaccinaties zoveel mogelijk bij de ochtendzorg aan de bewoners te geven. Ze zijn dan vaak nog heel ontspannen en iedereen die al gevaccineerd is weet; je moet je bovenarm ontspannen houden! Ook hoeven bewoners niet een keer extra uit de kleren geholpen te worden, dat scheelt weer. Als agogenteam zijn we extra aanwezig voor mensen die het wellicht spannend vinden, die wat afleiding of extra toezicht nodig hebben tijdens of na de prik. Maar eigenlijk hoef ik weinig te doen. Alles loopt als een geoliede machine. Hulde aan het team van artsen, verpleegkundigen, zorgmedewerkers en managers die deze hele operatie (want dat is het!) in no time op touw hebben weten te zetten. Om het af te maken verzorgt de keuken een uitgebreid ontbijt voor de bewoners en wat lekkers bij de koffie voor alle medewerkers. We zijn er echt nog niet, maar we vieren toch een klein feestje vandaag! Hoop Na de heftige covid uitbraak waar ik eerder over schreef in deze blog, laurablogt.weebly.com/blog/op-slot , voelt vandaag als een eerste overwinning. Als een eerste stap op weg naar weer een beetje leven in de brouwerij. Als ik naar huis rijd, klinkt de Jarusalema song uit de speakers. Ik zet hem een tikkie harder... Het geluid van hoop en saamhorigheid in ziekenhuizen en verpleeghuizen in de afgelopen maanden. Zouden we dit nu dan echt achter ons gaan laten? Ik pink weer eens een traantje weg, maar dit keer van blijdschap en goede hoop! Exitstrategie Een paar weken later volgt het 2e vaccin en nog weer 2 weken later zijn de meeste bewoners optimaal beschermd. We plannen een overleg dat we “Covid Exitstrategie” noemen. Wekelijks kwamen we in de afgelopen tijd bij elkaar. Stapje voor stapje bespraken we de mogelijke versoepelingen en voerden we deze door. Het is nog best wel spannend. Door de vele lege bedden duurt het even voor we een echt hoge vaccinatiegraad hebben en wat meer versoepelingen aandurven. Maar in een paar weken huizen er meer dan 30 nieuwe bewoners in en bijna wekelijks kan er weer iets meer dan de week daarvoor. Het leeft weer in huis! En nu, twee maanden na de eerste prik, loop ik op de afdeling en klinkt er weer muziek op het plein. Of ruikt het naar vers gebakken koekjes. Bewoners mogen weer van de afdelingen af naar activiteiten, de pleinen zijn open en ze kunnen zich weer vrij bewegen. Er mag weer gezongen worden. Op de kamer mogen (gevaccineerde of negatief geteste) echtgenoten hun partner of kinderen hun ouders ein-de-lijk weer een knuffel geven. Het levert ontroerende momenten op... Terwijl de coronacijfers er niet best uitzien, er in de maatschappij nog zoveel discussie is over versoepelingen, zie ik hier in deze kleine afgeschermde wereld, wat vaccinaties daadwerkelijk doen. Het verpleeghuis is een voorbeeld voor de wereld in het klein... Hoe we alle strenge regels weer langzaam los kunnen laten. Hoeveel opluchting, blijdschap en vrijheid dit brengt. Voor bewoners, maar zeker ook voor ons als medewerkers. Ik at vandaag voor het eerst mijn boterham weer eens op in ons prachtige vernieuwde restaurant. Het was net een uitstapje! Even weg bij de computer. Even uit dat muffe kantoor. Even écht pauze houden...het is een jaar geleden dat dat kon en voelt als een enorme overwinning! Het is 2e kerstdag. Ik zie mezelf staan met een schroevendraaier in mijn hand. “Dit is niet oké” flitst het door mijn hoofd. Maar ik duw de gedachte weg. Het moet…en ik doe het. “Ik kom even aan uw deur klussen mevrouw Raven”, zeg ik met een glimlach. Die zij niet ziet, want ik ben in volle bepakking. Blauw schort, mondkapje, handschoenen, spatbril. Ik hoop dat mijn ogen haar toch wat geruststellen. Al laat ze mij begaan. Ze heeft geen idee wat ik aan het doen ben.
’s Avonds onderweg naar huis zit ik in de auto en komt het besef. Ik heb vandaag mensen opgesloten op hun kamer. Letterlijk het slot omgedraaid, zodat ze niet meer naar buiten kunnen komen. De tranen schieten in mijn ogen. Ik wéét waarom ik het heb gedaan, maar het voelt niet goed. En hoewel ik het met de familie besproken heb, zij begripvol en akkoord waren, knaagt het toch. Je zal maar verlangen naar een wandelingetje, naar andere mensen om je heen en ineens voelen dat je opgesloten zit. En niet (meer) weten waarom... Hoe kon het dan toch zo ver komen? Mw. Raven is positief getest op Covid-19. Oftewel Corona. Sommige bewoners zijn hier erg ziek van en liggen op bed. Hun deuren hoeven veelal niet op slot. Maar Mw. Raven voelt zich prima. Ze kucht een beetje en heeft een loopneus. Ze is besmettelijk voor anderen, maar zelf niet ziek. Ze heeft geen koorts, is niet benauwd. Alzheimer heeft haar begrip van taal en tijd weggevaagd. Haar uitleggen dat ze besmettelijk is, is volstrekt zinloos. Laat staan dat we haar kunnen uitleggen dat ze op haar kamer moet blijven en niet mag rondlopen. Zoals ze gewend is. Het verpleeghuis is hier prachtig op ingericht. Met heel veel vrije loopruimte en open afdelingen. Ooit heeft er iemand goed nagedacht over wat mensen met dementie en loopdrang prettig vinden. Maar die architect heeft nooit kunnen vermoeden hoe zo'n open architectuur een ramp is in tijden van corona. En hoe er nu heel snel en ongemerkt besmettingen plaatsgevonden hebben. Veiligheid of welzijn? Het is een duivels dilemma waar we elke dag opnieuw voorstaan. Terwijl de besmettingen ons om de oren vliegen en de ene na de andere bewoner en medewerker ziek blijkt, doen we aan crisismanagement. Hierbij staan het belang van veiligheid en welzijn van de bewoners lijnrecht tegenover elkaar. De enige manier om het virus te remmen, is isoleren. En hoewel het met Mw. Raven goed gaat, is een positieve covid test terwijl je in een verpleeghuis woont, een potentieel doodvonnis voor een andere bewoner. Kies je ervoor om te proberen zo min mogelijk mensen te besmetten, dus veilig te houden en zoveel mogelijk in leven, dan is isoleren het antwoord. Maar daarmee ontneem je de bewoner een stuk welzijn, vrijheid en sociale contacten. Wat weegt er zwaarder? Een mensenleven? Of de invulling van dat leven? Ethische vragen die in de hele samenleving op dit moment spelen. En waarbij de antwoorden, de voors- en tegens, aan beiden uitersten van het spectrum te vinden zijn. Covid cohort De bezetting, die normaal al minimaal is op feestdagen, is vanwege veel zieke medewerkers nu echt nijpend. Verhuizen lukt vandaag niet, maar we maken wel een plan voor de volgende dag. Er wordt een covid cohort gecreëerd op een bovenverdieping. Morgen kan Mw. Raven hier naar toe verhuizen. Omdat iedereen op deze afgesloten afdeling besmet is, krijgt ze een stukje vrijheid terug. Ze hoeft niet meer op haar kamer te blijven. De deur zit niet op slot. Het is beter dan opgesloten worden. Maar ook een verhuizing van haar vertrouwde plek naar een nieuwe afdeling, met andere gezichten en een andere kamer, geeft Mw. Raven onrust. Reflectie Nu de ergste crisis voorbij is, veel bewoners gelukkig hersteld zijn van covid en we van sommigen ook afscheid hebben moeten nemen, is het tijd voor reflectie. Zouden we het een volgende keer weer zo doen? Ik weet het niet en gelukkig hoef ik dat niet in mijn eentje te bepalen. Komt er een volgende keer? Ik hoop het niet. Met angst en beven zien we een eventuele derde golf met Britse variant tegemoet. Het voelt zo machteloos...Al die tijd hadden we nog geen besmettingen gehad. Nu is het als struikelen aan het einde van een marathon. Met de finish (vaccinaties) in zicht... Hoi allemaal!
Ik ben er weer, terug van weggeweest! Wellicht weet niet iedereen waarom het zo stil werd rondom mijn blogjes, daar zal ik eerst wat over vertellen. Kindje op komst Een jaar geleden kwam onze grootste wens uit, ik raakte in verwachting! Natuurlijk kon ik mijn mond niet houden en dus wist het team van agogen en psychologen al snel dat ik zwanger was en niet veel later volgden ook de zorgteams waarin ik werkte. Vol goede moed hoopte ik mijn zwangerschap lekker aan het werk te kunnen blijven, maar het liep anders. In januari kreeg ik plotseling erge buikpijn en na een paar weken tobben bleek ik een darmbeknelling te hebben. Ik werd geopereerd, herstelde redelijk goed en ging weer aan het werk. Een spannende tijd met veel onzekerheid, want tegen de tijd dat ik weer aan het werk kon, kwam Covid-19 het land binnen en er was nog maar heel weinig bekend over de gevolgen van Covid bij zwangere vrouwen. Bijzonder, hoe je moedergevoel dán al volop werkt. Ik wilde er graag zijn voor mijn collega’s en wilde dolgraag werken, maar was ook bang en wilde mezelf aan de andere kant het liefst thuis opsluiten. Ik wist me er overheen te zetten. Het was inmiddels maart en ik was net een paar keer komen werken toen het weer mis ging. Opeens weer dezelfde hevige buikpijn. Ik heb mijn werkdag afgemaakt, maar lag dezelfde avond onder de MRI en de volgende ochtend op de OK. Wéér een darmbeknelling. De herstelperiode duurde dit keer wat langer. Gelukkig ging alles met ons kindje goed! Hij (we wisten inmiddels dat we een zoon zouden krijgen) leek nergens last van te hebben of over te houden aan de operaties. Ik heb vervolgens nog een kleine 3 maanden kunnen werken. Het was een vreemde tijd. Continu de spanning op de afdelingen van mogelijke Covid-verdenkingen, maar steeds gelukkig negatieve testuitslagen. Eind juni ging ik met verlof! Jippe! Op 5 augustus is onze zoon Jippe geboren. Ik ben thuis bevallen zoals ik graag wilde en alles is zonder complicaties verlopen gelukkig. Jippe is een heerlijk mannetje en na zoveel weken thuis ontzettend genieten, begon half november mijn gewone ritme van werken weer. En had ik het goede voornemen ook weer te gaan bloggen. Natuurlijk over de mooie casussen die we meemaken in ons werk. Deze persoonlijke blog is dan ook een uitzonderlijke ;-) Het is best even wennen om weer aan het werk te gaan en de hele dag een mondkapje te moeten dragen. Maar ook weer heel fijn om er weer te zijn. Wat een warm welkom en lieve interesse van iedereen! Waarom ik zo van mijn werk geniet... Eén van de eerste dagen dat ik aan het werk was had ik zo'n heerlijk moment! Ik kwam Mw. Davers tegen op de gang en zei haar enthousiast gedag. Ze herkende mij niet meer, dus stelde ik me voor. “Ach”, zei ze, "Laura! Dat vind ik nou precies een naam voor jou!”. Waarop ik bedenkelijk kijkend antwoordde “Ik vind Nel wel een mooie naam voor u”. Een stomverbaasde blik kwam mijn kant op. “Zo heet ik ook! Nou, wat toevallig”. Had ik mijn mondkapje niet op gehad, had ze vast aan mijn gezicht gezien dat ik haar stiekem een beetje in het ootje nam, want natuurlijk kende ik haar voornaam al. Maar nu was ze blij verrast. Ik heb het er maar bij gelaten... Bezoeken aan bewoners in het verpleeghuis worden in verband met het Covid-19 Coronavirus tot nader order zeer afgeraden en zijn op veel plekken al niet toegestaan indien deze niet strikt noodzakelijk zijn. De kans is zelfs groot dat verpleeghuizen helemaal op slot gaan om de bewoners, maar ook het personeel te beschermen. Je opa, partner, moeder of broer zal er maar wonen. Een nare situatie voor u, voor ons als medewerkers, maar vooral voor de bewoner, uw naaste!
Misschien maakt u zich zorgen. Wat als mijn vader of moeder mij straks niet meer herkent? Wat als mijn broer of partner zich stierlijk verveelt nu ik niet meer langskom en vereenzaamt? Of misschien nog wel het allerergst, wat als hij of zij ineens komt te overlijden? Iets wat niemand van ons natuurlijk mee hoopt te maken in de komende weken, maar helaas wel een mogelijke realiteit is. Dit zijn terechte zorgen en vragen. Uiteraard doen we er binnen Vivium Zorggroep alles aan om te zorgen dat die vereenzaming niet zal plaatsvinden en is er juist nu extra aandacht voor dagbesteding en welzijn, door bijvoorbeeld extra inzet van activiteitenbegeleiders binnen de verschillende locaties. Deze initiatieven en andere alternatieven voor dagbesteding zie ik op mijn sociale media ook bij andere organisaties vaker terugkomen gelukkig. Want de sjoelclub en de muziekmiddag? Die zijn afgelast! Wat zeg je wel en niet? Ons bereikten een aantal vragen van familieleden. Wat kunnen we wél doen? En ook; Wat vertellen we wel en wat niet? Wat moet je zeggen als je moeder vraagt; “Wanneer kom je weer?”. Vooropgesteld; er is natuurlijk niet één pasklaar antwoord voor elke bewoner. Ieder mens is anders en we laten aan uw eigen inschatting over wat wel of niet passend is voor uw naaste. Veel familieleden kiezen er in ieder geval voor om niets te vertellen over het Coronavirus. Dit is voor uw naaste immers moeilijk te bevatten, te begrijpen en te onthouden en brengt mogelijk alleen maar onrust en ongerustheid met zich mee, waar hij of zij uiteindelijk niets mee kan. Op vragen als; “Wanneer kom je weer?” Zou u bijvoorbeeld kunnen antwoorden:
Dit voelt misschien als liegen of de waarheid verdraaien, maar beseft u zich dat de meeste mensen met dementie weinig tot geen besef van tijd hebben. Hoewel dementie natuurlijk een afschuwelijke ziekte is, zouden we het als een “prettige bijkomstigheid” kunnen beschouwen dat mensen met dementie in de rustige onwetendheid van de huidige situatie kunnen leven als wij hen hiermee niet belasten. Wellicht neemt uw dierbare geen genoegen met een vaag antwoord. Dan kan het soms wel goed zijn om open te zijn, uit te leggen dat er momenteel in Nederland een ernstige griep rondgaat en u bang bent om uw naaste te besmetten. U kunt daarbij aanvullen dat u weer op bezoek komt, zodra dit weer veilig genoeg is, maar dat u niet precies weet wanneer dit is. Wat kunt u doen om contact te houden?
We hopen dat u iets aan deze tips heeft en hopen u natuurlijk bovenal zo snel mogelijk op bezoek te kunnen ontvangen! Voor nu, veel dank voor uw medewerking, u redt hier mogelijk levens mee! N.B. deze blog is geschreven voor de klantgroep psychogeriatrie. Bij de somatische doelgroep en in de thuiszorg is het erg persoonsafhankelijk wat de beste benadering is. Dit is afhankelijk van eventuele hersenschade, besef van tijd enz. Twijfelt u over de beste benadering of heeft u vragen? Neem contact op met de eerst verantwoordelijke verzorgende/contactverzorgende. “Goedemorgen Laura, veel succes vandaag!” Die ironie in de toon ontgaat me niet. Met een grijns word ik naar de kamer van Mevrouw Du Boeuf verwezen. Het is 7:30 uur en ik ga haar vandaag helpen bij de ochtendzorg.
Dit is niet mijn dagelijkse werk, maar het zorgteam heeft hier expliciet om gevraagd. “Ik kan werkelijk níets goed doen bij haar!” verzucht Selma. De andere teamleden zijn het hier roerend mee eens. “Laatst heb ik haar 3 dagen achter elkaar 's morgens geholpen, ik was helemaal kapot. Je bent echt zeker 45 minuten tot een uur met haar bezig”, zegt ook Klaas. “Denk je net te snappen hoe mevrouw het graag wil, dan is het ineens weer helemaal anders". Ik zie teamleden die hun werk heel graag goed en naar tevredenheid van de bewoner willen doen. Ze willen mee gaan in haar beleving en wensen, maar bij Mevrouw Du Boeuf worden ze steeds opnieuw teleurgesteld en snappen niet waarom. Ze doen toch echt enorm hun best? Dus ben ik nieuwsgierig geworden naar deze 93-jarige dame ‘van stand’. Als ik haar een paar dagen voorafgaand aan het zorgmoment in de huiskamer ontmoet, blijkt ze nog behoorlijk bijdehand. Ik zie dat ze zichzelf verplaatst in een rolstoel. Mevrouw Du Boeuf is werkelijk alleen op de wereld. Iedereen die iets voor haar betekende is al overleden. Wat haar nog rest is een bewindvoerder/mentor, die haar belangen behartigt. Als ik het aan mevrouw vraag, is ze naar mijn verrassing best tevreden met de zorg. “Ach weet u, de meisjes en jongens doen hun best”, zegt ze enigszins hautain. “Maar het is hier natuurlijk toch een beetje behelpen”, komt er achteraan. In haar levensgeschiedenis lees ik over een welgestelde dame, die gewend was aan een huishoudster en bedienden om zich heen. “In Indonesië was dat heel normaal hoor” zegt ze enigszins verdedigend, als ik ernaar vraag. De ochtendzorg Voorzichtig stap ik haar slaapkamer binnen. De gordijnen zijn nog dicht en het lijkt alsof ze nog slaapt. Om de privacy te waarborgen sluit ik zachtjes de deur achter me. Haar ogen vliegen direct open. “Open doen die deur!!” snauwt ze. Ik loop naar haar toe, negeer het gesnauw. “Goedemorgen Mevrouw du Boeuf, ik kom u helpen met wassen en aankleden vandaag” probeer ik op een vriendelijke en neutrale toon. Ik hurk neer bij haar bed, zodat ik op ooghoogte ben en probeer haar gerust te stellen. “Ik doe de deur even dicht voor uw privacy...” probeer ik nog uit te leggen, maar ze onderbreekt me. “Nee, nee NEE! Open die deur, NU!”. Ik zie paniek in haar ogen, dus loop ik direct naar de deur en zet hem op een kier. “Wijder! Nee, nog een stukje. Ja, zo is het goed”. Haar aanwijzingen zijn overduidelijk, ik kom er niet onderuit. Dat was geen lekkere binnenkomer, mopper ik op mezelf. Ik probeer opnieuw contact te maken. Ga voor haar bed zitten en vraag of ik haar mag komen helpen. Ik zie haar ogen rustiger worden en ze verontschuldigd zich. “Sorry hoor, maar ik heb zó veel meegemaakt...ik krijg gewoon het gevoel dat ik stik als de deur dicht zit. En verder wil ik er niet over praten”. Duidelijke taal. Ik zeg haar dat ze geen sorry hoeft te zeggen en er niet over hoeft te praten als ze dat niet wil. De deur blijft open. “Ik wil u vandaag graag helpen zoals u dat prettig vindt, hoe zou u het graag willen?” Ik leg bewust de regie bij haar neer. In het uur daarna, probeer ik haar zoveel mogelijk te volgen. Bij elk stapje dat we doen vraag ik wat ze wil. Eerst naar het toilet, dan wassen en tandenpoetsen. Bij elke automatische handeling krijg ik op mijn kop. Al doe ik nog zo mijn best, ze houdt me als een havik in de gaten. “Nee, die tandenborstel moet naar links staan in de beker”, “Sleep die broekspijpen toch niet zo over de grond kind, dan wordt het helemaal vies” en “Er zit nog een rimpel in het dekbed. Je kunt toch wel een bed opmaken?!” Als ik haar horloge uit het nachtkasje wil pakken op haar verzoek, blijkt deze daar niet te liggen. Ik rommel wat in het laatje op zoek naar het horloge en verschuif daarbij de andere kleine prullaria. Weer stuift ze op “Wat doe je nou! Nu moet ik het weer helemaal opruimen. Alles ligt precies waar ik het hebben wil, ik kan ‘s nachts immers niet misgrijpen in het donker” snauwt ze me toe. Ik bied enigszins beteuterd mijn excuses aan en laat haar de lade opnieuw netjes maken en ordenen. Iets dat absoluut niet uitgesteld kan worden tot een later moment. Ik observeer haar en zie hoe ze alles op een tergend langzaam tempo precies op dezelfde plek terug weet te leggen. Bovendien valt op dat alles ook zo evenredig mogelijk aan elkaar ligt, of passend neergelegd wordt. Het lijkt wel een spelletje Tetris. OCD; Obsessieve compulsieve dwangstoornis Een officiële diagnose heeft ze niet en zal ze ook niet krijgen. Maar ik vermoed dat hier sprake is van OCD, een Obsessive Compulsive Disorder. Of kortweg, een dwangstoornis. Als je, zoals mevrouw du Boeuf, veel nare dingen hebt meegemaakt en zoveel hebt verloren, ga je soms bepaalde dingen volgens bepaalde regels doen, om “te voorkomen” dat er weer iets naars gebeurt. Veel mensen kennen dit wel als een soort van magisch denken : “Als ik de randen van de stoeptegels niet raak, dan haal ik de trein” Of “Als ik met mijn rechter voet de laatste traptrede aanraak wordt het een goede dag”. Dit is geen probleem als het je leven niet beheerst en als deze gedachten niet voortkomen uit extreme drang naar controle vanuit angst. En dat is precies wat bij Mevrouw du Boeuf wél het geval is. In haar hoofd verliest ze de controle door de Alzheimer en daarnaast heeft ze de overtuiging ontwikkeld dat het noodlot misschien niet of minder snel toe slaat, als je alles precies volgens de regels doet. Deze regels bedenkt ze zelf. En vervolgens móet het dan ook echt op die manier. Er is geen nuance mogelijk, hoe irreëel haar regels ook lijken. Wat maakt het immers uit aan welke kant de tandenborstel in de beker staat?! Maar zo werkt het niet voor Mevrouw. Wanneer je niet doet wat in haar hoofd moet gebeuren, volgt er onherroepelijk boosheid en paniek. De ziekte van Alzheimer is hierin een complicerende factor. Een heel onhandig probleem. Mevrouw Du Boeuf vergeet namelijk elke dag een aantal van haar eigen vaste regels. Al doet de verzorging nog zo haar best om de regels van mevrouw Du Boeuf te respecteren en ernaar te handelen, ze zullen het nooit goed kunnen doen. Want de regels veranderen ter plekke op elk willekeurig moment en in haar paniek is mevrouw niet in staat hier in redelijkheid over te communiceren met de verzorging. Dus snauwt ze hen af. Het is voor haar de enige manier om veiligheid te creëren. Het benaderingsplan Ik bespreek mijn bevindingen met het team en leg uit hoe het in haar hoofd waarschijnlijk werkt. Dat de boosheid niet op hen gericht is maar voorkomt uit een extreme controledrang en daar onder liggende angst. Ze doet het niet expres, ze doet het niet om te pesten of naar te zijn. In het benaderingsadvies dat ik beschrijf en bespreek met het team, nemen we op dat we elke dag opnieuw met mevrouw bespreken dat onze intentie is haar te volgen zoals zij het vandaag wil. Dat ze dit precies mag aangeven en dat we steeds bij haar checken of we het wel goed doen. Vertrouwen opbouwen is van essentieel belang, maar vraagt een lange adem en veel geduld. Op dagen dat dit moeizaam gaat, is het van belang dat medewerkers ook goed voor zichzelf zorgen. We spreken af dat ze gerust even een time-out kunnen nemen als mevrouw over hun grenzen heen gaat en erg doorschiet in haar dwangmatigheid of erg lelijk tegen hen doet. Als je dit maar duidelijk naar mevrouw communiceert en altijd weer terugkomt, zodat je het vertrouwen dat je hebt opgebouwd, niet alsnog beschadigd. Mw. aanspreken op dit gedrag heeft weinig zin. Het vergroot alleen maar de drang naar controle en versterkt haar angst. Ook al zal je neiging zijn om je te gaan verdedigen (“sorry, ik probeer het echt goed te doen”) of voor jezelf op te komen (“Nou mevrouw, dat is niet aardig van u. Dat kan toch ook op een andere toon? Ik ben niet uw dienstmeid”). Het is begrijpelijk om zo te reageren, zeker als je moe, druk of gestrest bent. We zijn allemaal maar mensen. Maar in het geval van mevouw du Boeuf zal het je helaas niet verder helpen. Je verliest vertrouwen en raakt daarmee alleen maar meer in strijd. Na enkele weken evalueren we het benaderingsplan. De band met het vaste zorgteam is duidelijk enorm gegroeid en het vertrouwen toegenomen. De ochtendzorg duurt aanzienlijk korter en er is veel minder gesnauw. Ik ben super trots! Het vraagt namelijk echt nogal wat om elke dag zo benaderd te worden en hier steeds opnieuw vakkundig op te reageren. Verhuizen? Naar haar mentor heeft mevrouw De Boeuf de eerste weken dat ze bij ons woonde klachten geuit over de zorg en zodoende zijn ze onlangs samen gaan kijken bij een kleinschalige privé instelling. Ik acht de kans groot dat ze gaat verhuizen. Ze heeft de financiële middelen en de aandacht die ze daar zal krijgen is vast heel fijn. “Jammer”, denk ik nog. Zeker omdat het team zo hard gewerkt heeft aan het opbouwen van het vertrouwen. Als ik haar vraag hoe het bezoek aan de instelling was zegt ze echter tot mijn verbazing; “Het was mooi en fijn daar. Maar ik denk dat ik toch maar hier blijf hoor. Hier kennen ze me tenminste. En weten ze precies hoe ik het hebben wil!” Ik glimlach, een groter compliment kan het team immers niet krijgen. De waarheid…in principe ben ik daar altijd vóór. Eerlijkheid is -ook naar mensen met dementie- enorm belangrijk. Wanneer je al niet meer op je eigen geheugen, je eigen hoofd kunt vertrouwen en afhankelijk bent van iemand die dat wél kan, dan wil je ook dat diegene eerlijk is. Ook al is de waarheid hard. Toch?
Leven mijn ouders nog? In het verpleeghuis moeten we soms creatieve wegen zoeken om eerlijk te blijven. Meneer Werner (89), die steeds maar om zijn ouders vraagt, kan ik niet zo out of the blue vertellen dat ze dood zijn. In zijn beleving léven zijn ouders. Hij verkeert in een andere tijd. Dus als hij vraagt wanneer ze nu eens langs komen, vertel ik hem dat ik dat niet weet, maar dat hij ze vast bij zich draagt in zijn hart. Mag ik nu nooit meer naar huis? Mevrouw Jiske (75) woont nog niet zo lang bij ons. Als ik haar spreek is ze vaak erg in paniek en verdrietig. “Woon ik nu hier? Mag ik dan nooit meer naar mijn eigen huis? Nooit meer bij mijn eigen man slapen?”. De waarheid is een keiharde. Ja, ze woont hier. En nee, de verwachting is niet dat ze ooit nog weer thuis zal gaan wonen. Dementie is immers progressief. Aan de wens om nog eens samen met haar man te slapen kan ik wellicht nog iets doen, maar het zal nooit meer hetzelfde zijn. Ik weet dat ze heel hard gaat huilen als ik haar die keiharde waarheid vertel. Ze heeft er recht op, maar om nou elke dag een keer of 10 zo in huilen uit te barsten is ook niet echt een optie. Dan heeft ze geen leven meer. Dus zeg ik haar dat we niet in de toekomst kunnen kijken. Dat ze voorlopig in elk geval hier zal zijn. En dat ik mijn best zal doen om te kijken of haar man misschien eens hier kan komen slapen. De angst van tante Rietje Al weken ben ik betrokken bij Rietje ten Kate (84). Ze wantrouwt veel mensen, onbekende gezichten zijn een drama voor haar. Haar angst en onzekerheid uit ze door heel boos te worden. De botervloot vliegt zo nu en dan door de huiskamer en dan er is geen land meer met haar te bezeilen. Haar uit bed krijgen is een hele toer. Vooral mannen in de zorg moeten het ontgelden. Tot woonondersteuner Nadia, die haar goed kent, de mannelijke flexer Naud uitlegt wat hij moet doen. “Zeg maar tegen Mevrouw ten Kate dat jij Johan nog kent. Dat je bij hem in de klas hebt gezeten en dat jullie samen gingen zeilen op Loosdrecht, bij Ottenhome”. Johan is de zoon van Rietje. Naud gaat bij haar zitten en van onder haar oogleden kijkt Rietje hem boos aan. Ze wil hem alweer wegjagen met een snerende opmerking, hij denkt toch zeker niet dat ze zich laat wassen door zo’n snotneus? Naud kijkt haar vriendelijk aan en doet wat hem gezegd is. “Goedemorgen tante Rietje”, begint hij zijn betoog. Je ziet Mevrouw ten Kate denken, “Ik weet niet wie jij bent, maar blijkbaar ken je mij, want je noemt me bij mijn naam”. Toch is haar wantrouwen nog aanwezig en ze snauwt wat onverstaanbaars naar hem. Naud is echter niet voor één gat te vangen en zegt: “Wat leuk dat ik u hier nu weer tegen kom! Ik zat bij Johan in de klas. We gingen vroeger samen zeilen op Loosdrecht, bij Ottenhome”. Nu heeft hij haar aandacht. Ze kijkt naar zijn gezicht en vult automatisch het gat in haar geheugen op met wat nu de waarheid wordt voor haar. “Oh ja? Wat leuk! Ja, zeilen op Loosdrecht deden we vaak”. Haar gezicht breekt open en met een grote glimlach laat ze zich door Naud uit bed helpen. Deze jongen kent haar tenminste! Bellen met de bank Meneer van Haren (79) is erg onrustig. Hij is er van overtuigd dat hij de bank moet bellen, om zijn geldzaken te regelen. Zijn geldzaken zijn al lang overgenomen door zijn nichtje, die het goed voor hem beheert. Maar die informatie beklijft helaas niet. De onrust duurt maar voort en om vier uur ’s middags heef hij al een keer of 15 verschillende verzorgenden aangeklampt. Of ze hem alsjeblieft even willen helpen. Hij moet écht de bank bellen, waarom begrijpt niemand dat nou?! Jantien en Melissa zien dat hij boos begint te worden. Alles is al gezegd, ze zien geen opties meer om hem af te leiden en de uitleg over zijn nichtje accepteert Meneer van Haren niet meer. Ze bedenken een plan. Melissa gaat bij meneer van Haren op zijn kamer zitten met haar telefoon en belt Jantien, die in de zusterpost zit. “Goedemiddag, spreek ik met de Rabobank? Ja, dat klopt, ik bel u namens Meneer van Haren, hij wil u graag even spreken”. Ze geeft de telefoon aan meneer en die kijkt haar op zijn beurt opgelucht en dankbaar aan. Eíndelijk iemand die het snapt! Met Jantien aan de andere kant van de lijn weet hij duidelijk te maken wat de bedoeling is. Jantien kan hem gerust stellen. Zijn geld is veilig en er zal goed op gepast worden. Opgelucht geef meneer van Haren de telefoon terug aan Melissa. “Dankjewel meisje”, zegt hij. De rest van de avonddienst verloopt rustig en ook in de dagen die volgen vraagt hij niet meer naar zijn geld. Leugentje om bestwil? Is het ethisch om zo met de waarheid om te gaan? Mogen we bewoners in het verpleeghuis zo voor de gek houden? Is het “meegaan in de beleving”? Een leugentje om bestwil? En voor wie doen we dit eigenlijk…voor ons eigen geweten? Voor een rustige dienst en bewoner? De waarheid is hard en geeft soms een enorm lijden. Mogen we onze bewoners hiervoor behoeden en beschermen? Of zou de waarheid boven alles moeten gaan? Wie het weet, mag het zeggen. Namen zijn gefingeerd. |
In het kortLaura, 38, werkzaam in de intramurale ouderenzorg sinds 2004 als activiteitenbegeleider, dagbestedingscoach en duizendpoot in allerlei projecten. Na 3 jaar als sociaal agoog, nu teammanager zorg. Archieven
July 2023
Categorieën |